Atahualpa, de kerstman en de groep die het vertikt

De afgelopen 2 weken


Heb ik kerstman/Papa Noel gespeeld voor een 20-tal vijfjarigen die afstuderen van de Jardin San Gabriel, alsook voor hun ouders, die stevig bleven wegkieken. Ze waren zo trots en de stemmig was zo vrolijk dat ik besloot aan niemand te communiceren dat ik amper kon ademen door de minuscule ooggaten, dat ik zweette als een otter, dat ik plekken begon te krijgen op onbetamelijke plaatsen en dat een pasgeboren Jezus dit nooit zo gewild kon hebben. 


Gesteld dat ik al kon communiceren, want, zoals gezegd, ik beschikte enkel over ooggaten. 




Dus zwaaide ik wat weg en beschouwde het als een ervaring.






Besefte ik achteraf, bij het kijken naar de foto's, dat er 3 groepen kinderen hadden deelgenomen aan het afzwaai-kerstfeest:

- Groep A: Zij die in hun alledaagse outfit, sjofel en vuil, gekleed zoals altijd (op school, op straat, in bed,..) al vanaf het prille begin van de hyperactieve partij waren, rondhossend en graaiend naar koekjes en ballonnen, dezelfde dagelijkse ratrace met geld noch energie voor enige chique of protocol






- Groep B: Zij die opgemaakt als Habsburgse schonen wat later, fashionably late, kwamen, met gehuurde kleren, krullen en make up, gestyled door trotse moeders, net geen traan wegpinkend, want de dochter kreeg haar diploma uitgereikt, was de dure, eenmalige investering helemaal waard


-Groep C: Zij die hun uiterste best hadden gedaan om met beperkte middelen toch een zo chique mogelijk resultaat neer te zetten, met geïmproviseerde forentrucjes, een wit omslagdoekje hier, een vlechtje of wat treurige schmink daar. Het mocht moeite kosten - hun kind studeerde af, dat was wat, dat is wat-, maar geen geld, want dat was er niet. Te trots om zich bij groep A neer te leggen, maar onmogelijk tot groep B behorend. Een moedige, verbeten tussenzone, eenzaam ook, de tanden op elkaar, proberen te herinneren dat het goed is om ze dagelijks te poetsen, dat het de investering waard is, het laat je beter lachen met mopjes van een kerstman.

Mocht ik gemakkelijk tranen laten, ik zou ze laten om groep C. Maar ze zouden niet eenduidig zijn, ze zouden ook een glimlach bevatten. Ofzo. Zoiets.

Ben ik met Rocio voor haar verjaardag schoenen gaan kopen op de lokale santenmarkt. Omdat ze de verkoopster ontroerde gaf die haar 1 paar roze extra gratis. Rocio woont samen met haar ouders en 4 broers en zussen in het blauwe huisje naast de school, het hutje dat we enkele jaren geleden bijeengetimmerd hebben, soms een tikkeltje bric-a-brac, want van huizen bouwen hadden we niet teveel kaas gegeten. Maar kijk, het staat er nog, en doet dus dienst voor een ganse familie, die wegens financiële mierda nergens anders terecht kon. Het moet vernederend zijn, om bij de gratie van de directie in een school te wonen, en andere kinderen vanuit je sleutelgat in je tuin zien spelen en te beseffen dat het je tuin niet is, ja, dat moet vernederend zijn.




"al die kinderen" zei O' Hare
"en die zullen wel allemaal naar waardigheid verlangen" zei Billy Pilgrim
"dat zal wel" zei O' Hare (Uit: De Kinderkruistocht- Kurt Vonnegut)

Zorgden we ervoor dat Helping Hands Cusco, via Helping Hands België (een feitelijke organisatie die voorlopig enkel bestaat uit mezelf, maar geïnteresseerden mogen hun CV sturen), vanaf heden in België giften fiscaal aftrekbaar kan laten maken via Via Don Bosco vzw (Leopold II laan 195, 1080 Brussel) en dit via hun rekeningnummer BE84 4358 0341 0159 met vermelding "5265 Cusco School San Gabriel". Het moet van het Ardennenoffensief geleden zijn dat er nog zo'n internationaal succes behaald werd. 



Kan ik voor het eerst in 2 maanden een volwaardig balletje trappen, elke donderdag op een synthetisch voetbalveld met een verwelkomende Fransoos en een bende heethoofdige "beter niet deelnemen dan verliezen" Peruvianen. Aangezien de taferelen zich afspelen op 3500 meter hoog, zal ik de eerste maand nog wat moeten oefenen op het happen naar adem. Dat en het niet persoonlijk opvatten als een Peruviaanse ploegmaat me op scheldwoorden trakteert na een overmoedige kamikaze-solo.

Las ik gisteren, alsof de duivel ermee gemoeid was (en dat was hij in zekere zin ook) knal op het centrale plein van Cuzco, in een boek het volgende:

"Voordat Francisco Pizarro de Inca Atahualpa gewurgd en het hoofd afgehakt had, ontfutselde hij hem een losgeld dat bestond uit gouden en zilveren draagbaren...' Toen ging hij op de stad Cuzco af. Zijn soldaten dachten dat ze de stad der Caesaren binnenkwamen, zo oogverblindend was de hoofdstad van het Inca-rijk, maar ze aarzelden niet lang eer ze de zonnentempel gingen plunderen: 'Duwend en vechtend en terwijl ieder probeerde voor zichzelf het leeuwendeel van de schat te pakken te krijgen, vertrapten de soldaten in hun maliënkolders de sieraden en de beelden, schopten tegen de gouden gebruiksvoorwerpen of sloegen er met hamers op om ze een gemakkelijker hanteerbaar formaat te geven...Ze gooiden de hele schat die in de tempel lag in de smeltkroes om er staven van te maken: de platen die aan de muren gehangen hadden, het verbijsterde smeedwerk van bomen, vogels en andere dingen uit de tuin."

Soms kan een plein je een opdoffer verkopen. 

En nog vele andere dingen. 







Vermits

Vermits het zondag was, had ik een vrije dag. 
En vermits ik al eens graag een frisse neus haal, zeker nu ik veel van mijn laatste tijd achter een computer slijt om plannen te schrijven met oog (hoop) op het verbeteren van een schooltje hier aan de overkant van het dal van de stad die ook de Navel van de Wereld genoemd wordt (Cusco), en woorden alleen niet genoeg zijn, ging ik daarnet ook daadwerkelijk een frisse neus halen op de berg hierachter, waar een standbeeld van Christus staat, vlak bij een heilige site van de Inca's, Saqsayhuaman (je kan het onthouden door aan een sexy woman te denken). 
Zo gaat dat.




Vermits m'n neus al aardig rood (verbrand) was en dit een teer punt is voor m'n zelfwaardegevoel en de zon weer genadeloos brandde en een verwittigd man er twee waard is, smeerde ik alvorens te vertrekken naar de Christus een flinke laag blinkende factor 50 op/ rond de middelste regionen van m'n gezicht. 
Vermits ik vooraf diep vanbinnen wel wist dat het zou gaan regenen, het was namelijk regenseizoen (de naam zegt het zelf), en ik vooraf de dreigende wolken wel zag hangen, maar omdat het niet zo moeilijk was deze te negeren omdat dat dat m'n wereldbeeld beter uitkwam, negeerde ik ze. 
Zo gaat dat.



Vermits het net toen ik boven aan de Christus kwam niet alleen begon te regenen, maar ook te hagelen en ik enkel een belachelijk pulletje aanhad en me aldus genoodzaakt zag om in kleuterhouding onder een schrale struik, die 1/4 van de regen en hagelballen tegenhield, te schuilen, lachte ik eerst als een boer met kiespijn. 
Maar vermits ik me toen herinnerde wat enkele Peruvianen me hadden gezegd: dat het regenseizoen dit jaar niet alleen een dikke farce, maar ook een regelrechte ramp was, dat het niet genoeg regende, slechts een uur of 2 ofzo, op een goede dag, en dat dat betekende dat de gewassen niet groeiden en dat de prijzen stegen, dat er volgend jaar meer armoede, zelfs hongersnood, ging komen, vermits ik me dat dus tussen de donder, kiespijn, regen en hagel, vanonder mijn zielige struik herinnerde, verdween de kiespijn, en liep ik met een oprechte grijns en wat gefluit terug, plets plets plets, door de plassen naar beneden, terug naar m'n appartementje, want ik had ook plots goesting gekregen om wat te schrijven. 
Zo gaat dat.




Vermits ik het doorgaans neig vind in Latijns-Amerika, neiger dan bv. alleen op een studio in Leuven, en ik 3 jaar geleden op een sympathiek project stootte hier in Cusco, waarbij ik het neige gevoel kreeg dat ik van tel kon zijn, en dat egoïsme en altruïsme perfect samen kunnen gaan, net zoals bv. Nutella en schijfjes banaan, en vermits ik nog niet echt kinderen te voeden, een echtgenoot te beminnen of een huis af te betalen heb, bevind ik me terug hier in Cusco, in de hoop een steentje te produceren dat tegelijk ook iets kan bijdragen. 
Vermits ik Europeaan en gevoelig ben, en van Bill Clinton geleerd heb dat werk en privé best gescheiden blijven, besloot ik nogal snel om een eigen appartement te huren, aan de andere kant van de stad, in San Blas. 
Zo gaat dat.



Vermits de kinderen van de kleuterschool uit arme families komen en (hierdoor) een hoog percentage van hen affectieve en-of gedragsproblemen, slechte tanden en ouders zonder geld heeft, is het inschrijvingsgeld zo goed als gratis, stormen ze vaak in een gigantische groepsknuffel op je af, boksen/stampen/pitsen ze soms andere kinderen, en mij ook soms, zijn ze blij als je ze in de lucht te zwiert en zegt dat ze Spiderman of (laat nog) een vlinder zijn, en heeft enfant terrible Raymi me al in m'n gezicht gespuwd. 
Maar vermits niet alle problemen kunnen worden opgelost, there's a crack in everything, en Raymi zelf thuis regelmatig afgerost wordt, en als je hem als de koning te rijk behandelt, hij een schitterend baasje blijkt, en er zelden iets groeit in bittere aarde, zijn we ondertussen terug vrienden. 
Zo gaat dat.




Vermits mijn ouders 28 jaar geleden een laatste kind kochten, en ik sinds de zomer dat we samen stiekem een sigaretje gingen roken in de tuin het enorm goed met hem weet te treffen, en vermits hij hoe dan ook toch in Peru moest zijn voor een artistiek klimaat project in Lima, besloot m'n bloedeigen broer, Jozef, me een weekje te verheugen met een bezoek, hetgeen een bron van vreugde was. Vermits Cusco in het midden van de Heilige Vallei van de Inca's ligt en vermits we allebei liever op een brommer dan een bus zitten, dit wegens het voelen van wind op het voorhoofd, huurden we ook daadwerkelijk een brommer en voelden we ons Easy Riders. 
Vermits we enerzijds onze verantwoordelijkheid wilden nemen maar anderzijds ook broers blijven, begonnen we pas de tweede dag een piepbeetje ruzie te maken en te racen. 
Zo gaat dat.


Vermits ik dezer dagen het geniale boek Slaughterhouse 5 van Kurt Vonnegut aan het (her)lezen ben, en vermits de man hierin heel vaak de zin "zo gaat dat" schrijft, meer bepaald telkens iemand de pijp uitgaat, en vermits het me daarnet bij het naar beneden komen van de Christus in de regen een goed idee leek om dit ook te gebruiken, en vermits de Wet van Oorzaak en Gevolg toch wel een kanjer van een wet is en dat dit wel eens expliciet vermeld mag worden, besloot ik elke alinea met Zo Gaat Dat af te sluiten. 
Zo gaat dat.


Reizen

Het reizen, in de zin van rondtrekken en nieuwe uitheemse ervaringen scoren, zit er voor mij zo goed als op (nog wat lummelen in Lima niet nagesproken) en het lijkt me dan ook geen slecht moment om enkele bevindingen ten aanzien van de Levensvorm Reizen in kaart te brengen. 

Al zou het gelogen zijn te stellen dat iemand me hier ook expliciet om vraagt. 




We zouden samen met Wittgenstein urenlang kunnen discussiëren over de term reizen, wat die inhoudt en of de epische proporties die het in dit postmoderne en geglobaliseerde tijdperk toegemeten krijgt (alsof het een hogere, belangrijkere vorm van zijn is, alsof het je dieper bij de (de!) waarheid brengt, alsof het je hoe dan ook- en wel tot in je diepste poriën verrijkt), (nog) steek houden. 

Maar deze heikele kelk zullen we vanavond grotendeels rustig aan ons laten voorbij gaan, dit wegens het geselen van andere katten.  

Echter, wat mij betreft: slachten dat gouden kalf, begraven die heilige graal. Reizen, we moeten er niet te veel over weglullen, is eigenlijk onverantwoord simpel. Je stapt in een vliegtuig en komt, wegens de wet van oorzaak en gevolg, logischerwijze in een nieuwe omgeving terecht. Die is enerzijds anders en onbekend, maar anderzijds ook niet zo onbekend want er blijken evengoed Mc Donalds en lesbiennes te zijn, je kan er evengoed pizza's vreten of Champions League voetbalwedstrijden bekijken. Allemaal een doodlogisch gevolg van de globalisering en het feit dat je mits wat geld en een gunstig paspoort op 24 uur zo ongeveer overal ter wereld kan zijn. 

Over geld gesproken: dat blijkt plots veel meer waard dan thuis waardoor je plots veel meer spullen en dus ook comfort kan kopen, hetgeen de epiek van reizen nog verder doet afbrokkelen. Verder is sinds het digitale tijdperk ook iedereen bereikbaar, waar je maar wil, wanneer je maar wil, dus dat betekent vaak ook vanuit een godvergeten pampa met een onuitspreekbare naam aan de andere kant van de bol, van waaruit je doodleuk met je moeder een eind weg kan kletsen over de inheemse eetgewoonten, je je vriend-de-dokter kan consulteren over een verdachte zwelling op je kuit (mja, misschien inderdaad gewoon muggen) en met je broer instant moppen met nuancerende smileys kan maken. Tenzij je de puritein gaat uithangen (niet doen!) is het onthemende aspect van reizen sinds een poosje dus ook al lelijk naar de vissen. 

En tenslotte besef je, hangend in die luxueuze zetel, een muisklik verwijderd van vele mogelijkheden en omringd door mogelijk iedereen, dat je ook nog eens op elk moment weer weg kan, of verder kan, of stomweg terug kan, terug naar je nest. En dat je hiervoor geen propvolle, half-kapseizende Somalische boot in moet, of een Texaanse dorre woestijn met schietgrage rednecks door moet, of een kolkende rivier of een muur met glasscherven over moet. Niets daarvan, want je hebt een gouden paspoort.




Dus, vandaar de stelling dat over reizen wat mij betreft niet teveel weggeluld worden. 

In het beste geval verruimt het je blik een beetje, relativeert het enige zaken, maar dat kan evengoed gezegd worden van het verzorgen van je demente grootmoeder, caloriearme pudding met bosvruchten klaarmaken voor je dansclub of de godganse dag het voortplantingsgedrag van rode mieren in een aquarium bestuderen. 

Het gevolg van een open mind behoort, volgens mij, uiteraard volgens mij, dus allerminst tot het alleenrecht van reizen.

Bovendien kom je in elk hostel ook dezelfde types tegen. 

En hoewel ik weet dat je niet mag generaliseren (ook niet elke nazi was een slecht mens, weet je wel) zal ik in wat volgt deze sofistische semi-wijsheid even op Siberische wijze aan m'n laars lappen (we mogen het generaliseren ook niet veralgemenen) en eens lekker ongenuanceerd weg generaliseren, waarbij ik slechts hopen kan dat ik niet bruuskeer


Het onderwerp van de karikatuur is de reiziger, die epische figuur die op een dieper, een juister niveau (haha) leeft en wéét waar het om draait.

Dit ten bate van de gemeenschap, en voor zij die er helaas niet bij konden zijn.





De reiziger in 17 prachtige prototypes

1) de kerel die denkt dat het een origineel idee is om zijn baard te laten staan gedurende zijn trip
Blind voor enige zelfreflectie, aldus geen oog hebbend voor het niet bijster originele aspect van het idee, flirtend met potsierlijkheid. Drager van een zonnebril en een Engels accent dat zich ondanks verwoede integrerende pogingen niet laat verhullen.

2) het ontgoochelde Franse koppel
Praten enkel met elkaar. Vaak in een kille pruillipsfeer waarbij de houterige man in hemd met korte mouwen de schuld voor de koude douche van zijn verbitterde princesse voor de goede vrede ridderlijk maar met bange ogen op zich lijkt te willen nemen, tu saix, over een kleine week zijn ze alweer in Parijs.  

3) het lesbische Hollandse koppel
Praten ook eerder met elkaar, dit wegens een wantrouwen in de algehele mensheid. Elke blik wordt geïnterpreteerd op de Schaal van Kritiek en mannen zijn sowieso te mijden. 

4) de gast op blote voeten
Immer minzaam glimlachend, oprecht menend dat aarde en aarding twee zijden van dezelfde medaille (Der puurheid? Der waarheid? Joost mag het weten) zijn. Zal net wanneer je moe begint te worden en even niet op je hoede bent, hierover armbreed beginnen uitweiden, je op je schouder kloppen, je broeder noemen, hierbij de wankele theorieën en groteske symbolen niet schuwend. Oppassen met bijvragen.

5) het zotte meisje
Toont je zonder gène haar kersverse piercing op een indiscrete plaats zonder dat je daarvoor echt vragende partij was. Draagt 1 esthetisch onverantwoorde rastavlecht die vloekt met de rest van haar kapsel en gaat doorgaans gehuld in lange gewaden. Doorloopt de vier seizoenen der emoties in een tijdspanne van enkele uren. Zal op onbetamelijke momenten een hysterisch gilletje slaken, je meteen bij aankomst al een louche bijnaam geven en al vanaf de vroege namiddag met glazige ogen nippen aan een glas rum, zichzelf overtuigend dat het oké is zo, dat het beter is zo.

6) het vuile meisje
Less is more, dus hoe minder er gedoucht moet worden, hoe minder kleren er meegezeuld moeten worden, hoe beter. Hoe puurder ook, hoe echter. Zal heel vaak een zin beginnen met "wij in het westen".

7) de Hollander op de motto door Latijns-Amerika
Met een zweem van avontuurlijkheid en het geld van zijn bedrijfsbonussen Che Guevara achterna, technische termen spuiend waarvan hij weet dat de anderen ze niet kennen, en hieraan een superieur gevoel ontlenend.
(als metafoor val ik hier half onder)

8) de Duitser die liever niet voor onaangename verassingen wil komen te staan
Zal elke gelegenheid te baat nemen om de reisgids er nog eens op na te slaan, zal twee maal bij jou naar het exacte tijdstip van de ophaaltaxi informeren en zal indien deze niet meteen opdaagt, dit op culturele flessen trekken, hierbij veelbetekenend met de ogen rollend, ervan uitgaand dat je hem gelijk geeft, moet geven.

9) de Australiër die schreeuwt als hij praat en dit niet doorheeft
Hierbij te pas en te onpas het predicaat fucking gebruikend, recht evenredig met de tot zich genomen hoeveelheid alcohol.

10) de stille jongen die een geschreven dagboek en aantekeningen bijhoudt
Met sluik haar, dat half voor zijn ogen hangt, en als je vraagt wat hij daar zo zit te doen in een hoekje, even kucht en zijn zin met "Wel euh..." of "Oh euh..." begint.
(ik val hier half onder)

11) de losgeslagen Israëli's
Net vrijgelaten na een jaar het heilige land beschermd te hebben tegen een vijandige wereld, nog propvol adrenaline maar plots geconfronteerd met het ontbreken van discipline of regels, en dat alles in een spotgoedkoop land. Al blijft waakzaamheid geboden en iedereen verdacht, maar daar wordt niet meer om gemaald, dat hoort erbij, dat is nooit anders geweest.  

12) de Amerikaanse yuppie die een huis bezit in het land van herkomst
Brengt de helft van zijn dag door met het bellen naar andere yuppie-vrienden vanaf het laatste model van zijn I-phone, belt hen actief op, heeft het vooral over geld, surfen en doing pretty well.

13) de man die al te lang aan het reizen is
Maak je niets meer wijs. Zal zeker niet als eerste beginnen babbelen, heeft er intussen geen moeite meer mee om het slechtste te vermoeden van de inheemse bevolking, die hem, van zodra hij zich inschikkelijk toont, in het zak zal zetten. Slaapt al lang niet meer in dormitoriums. Lijkt naar huis te willen, maar om één of andere reden zit dit er niet in. 

14) de man met dure fleece en lelijke sandalen
Zal beamen dat het zeker niet goedkoop is zo'n fleece, dat niet, maar je vol vuur wijzen op het feit dat het je wel lekker warm houdt, zelfs tot min veertig, iets wat van die Ecuadoraanse rommel hier niet gezegd kan worden. Hierop zal je het lef ontberen op te werpen dat het geen min veertig wordt op de vulkaan in kwestie. Zal het daarna triomfantelijk hebben over de korting die hij via zijn neef wist te verkrijgen op de jack. De sandalen zijn boven elke discussie verheven. 

15) de vrouw van middelbare leeftijd op zoek naar zichzelf
Zal gedesillusioneerde zuchten slaken van zodra ze zich op Facebook aanmeldt en draagt een veelkleurig gehaakte rugzak vanuit de lokale santenkraam. Wordt enthousiast van zodra je de zinsnede "ik wil" bovenhaalt, vooral als je de ik wat benadrukt, als blijk van zelfbeschikking, het heft hup in eigen handen, en zal je hierbij toeknikken alsof ze je op een heel diep niveau helemaal begrijpt, ze zal het ook zo zeggen, ik begrijp je, iets waarvan je niet weet of het je angst dan wel sympathie moet inboezemen.

16) de kerel die het niet erg vindt om zijn T-shirt uit te doen
Dit niet alleen om zijn torso maar ook zijn vele tattoos te onthullen, waarvan 1 een Chinees teken behept dat "moeilijk vertaalbaar is, maar bij ons ongeveer zou neerkomen op het woord wijsheid".

17) de Argentijnse hippies
Te herkennen aan hun zeer lange haar dat langs overal (dus ook de oksels) uitpuilt, munten omdraaiend, macramébandjes knopend, kettingen van energievolle schelpen en oorbellen van helende stenen verkopend op/aan de straatstenen om zo de volgende dag te kunnen voortreizen en hun doktersdiploma nog even te vergeten, de schaamte voorbij, onderwijl ritmisch begeleid door het eentonige getokkel van de hiertoe speciaal vrijgestelde in de verte turende en marihuana wegpaffende muzikant, die na een stonde het lef zal hebben om met de hoed rond te gaan bij de hoofdschuddende locals.

18) de ket die denkt onder geen enkele van bovenstaande categorieën te vallen - of toch niet volledig
(hier val ik volledig onder)

Enzovoort enzovoort en zo voort. En. Zo. Voort.

PS: Allemaal niet waar hoor.









Volkorenbrood

Toen ik 10 was en na de zomer in het 6de leerjaar bij juf Annemie belandde, moesten we op 1 september vertellen over onze vakantie. Een meisje, haar naam is me met de jaren ontglipt, vertelde over haar vakantie op Cuba. Ze zei dat het er bijna altijd zonnig was geweest, maar ook af en toe had geregend, maar dat dat niet erg was, je kon nog altijd alles doen want het was daar warme regen

Warme regen. Ik hoorde het aan met grote ogen. Had het niet meer. Warme. Regen. Het klonk als een droom, een onmogelijkheid die waar kon worden, maar dus enkel op Cuba. Ik was meteen stikjaloers, zag mezelf al zwemmen in de warme regens van tropische landen en wou dat ik ook over een vakantie kon vertellen met warme regen, maar in Frankrijk noch Kessel-Lo had het die zomer warm geregend.

(ondertussen, terwijl ik dit neerschrijf, maakt mijn hart af en toe een sprongetje, dit aangezien er buiten lui vuurwerk zijn beginnen af te knallen, waarschijnlijk ter ere van één of andere louche Ecuadoriaanse heilige) 

Het is vreemd hoe ons geheugen werkt. Welke gaatjes blijven? Welke gaan weg? Welke openen zich plots? In welke gaatjes kan je duiken, jezelf even verliezen in een (on)mogelijke wereld?

Vandaag, toen ik door de regen fietste, herinnerde ik ineens de magische warme regen van het meisje op de eerste schooldag van het 6de leerjaar. Dat gebeurde toen ik besefte dat de regen waarin ik aan het fietsen was, eigenlijk nog best meeviel qua temperatuur


De regen was warm (en dus een tikkeltje magisch) en de bergen steil en hierdoor werd het onderscheid, de grens tussen het vocht van mijn zwetende lichaam en de regen opgeheven. Met andere woorden: ik wist niet meer wat van mij was en wat uit de lucht op mij was komen vallen. De grens was vervaagd, verdampt. 


Grenzen oversteken of grenzen die vanzelf oplossen. Het lijkt te doen vermoeden dat grenzen misschien niet altijd grenzen hoeven te zijn. Dat je ze soms, misschien, ook wat naast je kan neerleggen. 

I wanna walk up the side op the mountain
I wanna walk down the other side of the mountain
I wanna swim in the river and lie in the sun 
I wanna try to be nice to everyone.

Grandaddy zong toevallig (of niet toevallig, maar volgens mijn persoonlijke geloofsovertuigingen eerder wel toevallig) dit liedje in mijn koptelefoon terwijl ik deze dingen fietsend zowat zat te overpeinzen. 

Al stootte ik na 100 kilometer wel op mijn grens. 
Of beter gezegd: ik besloot me bij de grens van het gezond verstand en de uitputting neer te leggen. Want het idee om vanuit het hooggelegen Banos naar het Amazonistische (woord zelf verzonnen) Puyo te fietsen en terug (2x 61 kilometer) was eigenlijk te geschift voor woorden. Het was eigenlijk van God los. Maar omdat ik op dit continent vooralsnog niet te veel impulsieve onbesuisdheden had ondernomen, wilde ik deze ochtend, de extra rode bloedcellen vanuit Quito indachtig, deze handschoen opnemen. En het tragische was, het tragische is: ik was er deze ochtend, in de warme regen, echt van overtuigd dat ik in mijn louche en veel te steile expeditie zou slagen. 

Maar toen ik na 100 kilometer lichtjes begon te zwalpen en op het punt stond vreemde beestjes te beginnen zien, gaf tenslotte ook mijn trotse koppigheid de pijp aan Maarten en hield ik een pick-up aan, een rit waarvoor de sympathiek eigenaar me 30 minuten later in het zak zette maar wat donderde het. 100 is ook mooi. 






Verder heb ik de afgelopen 24 uur:

- Een frisse Amerikaanse knar van 74 ontmoet aan de uitgang van de thermale baden hier wat verder, die sinds 7 jaar het reizen met de rugzak ontdekt heeft, iets wat voor de val van het Ijzeren Gordijn niet mogelijk was, for Christ' sake

- Ontbeten met een Fransman die me liet weten dat meisjes uit Parijs geen katjes zijn om zonder handschoenen aan te pakken. 

- Overwogen om mijn rugzak te naaien (het hengsel, of hoe noem je zo'n ding, is kapot)

- Een sudoku van niveau 11 die naar zijn einde toe liep alsnog weten te verprutsen, en overwogen om hiertoe tip-ex te kopen om van voor af aan te kunnen herbeginnen.

- Mijn eerste volkorenbrood van Latijns-Amerika gegeten, al bezit ik niet de ambitie dat dit gegeven iemand ook maar een lor zou moeten kunnen schelen. 

- Beseft dat het lummelen stilaan voorbij is en dat ik over een week aan de slag ga, en wil gaan, in Peru.








Cartagena met Cristiano


Stel. Cristiano Ronaldo. We kennen hem. Of Bill Gates. Bill kan ook. Eigenlijk kan het met iedereen die heel succesvol is. Of een onaards hoge portie geluk heeft. Maar Ronaldo is poëtischer. Dus stel. Ronaldo. De beste voetballer ter wereld. Of toch de beste die niet op een Hobbit lijkt. Geboren met gouden voeten en een gouden ambitie. Een gouden spierbundel, die alles wat hij aanraakt ook nog eens in goud doet veranderen.

Komt ' s avonds toe in zijn hotelkamer in een stad. Net een fenomenale match gespeeld. Alweer. De beste. Alweer. 3 goals. Alweer alles bewezen. Voor de zoveelste keer: outstanding. Een beest. 

Hij doet het raam open, kijkt even over de daken, naar de maan en gaat op zijn frisse bed liggen, zijn torso ontbloot. Knipt de TV aan. Overal de samenvatting van de match, zijn match. Het groene scherm lijkt een haardvuur dat zijn kamer, zijn lichaam, zij hele bestaan verwarmt. Shit, wat was hij goed. Wat is hij goed*.


Hij glimlacht, een minzame streep. Tevreden, trots ook, maar dat kan niemand zien, hoeft ook niemand te zien. Want hij is alleen met zichzelf en zijn prestatie. Vlak voor hij in slaap dommelt, kijkt hij even de kamer rond, neemt die op, zonder meer. Hij merkt in de prullenmand in de hoek van de kamer een papier. Het is een formulier. Een lottoformulier. Ingevuld, maar weggegooid, half verfrommeld. Waarschijnlijk van een vorige gast. Hij besteedt er verder geen enkele gedachte aan. Cristiano Ronaldo ziet het papiertje, voelt echter geen enkele behoefte om er iets mee te doen of om het vast te nemen, vergeet het, vergeet alles en valt in een diepe slaap.



De volgende ochtend, zappend tot aan het ontbijt, stoot Cristiano toevallig (of niet) op de lottotrekking. Hij herinnert zich het papiertje in de hoek, en werpt er vanaf zijn kussen een blik op. Het eerste nummer is alvast hetzelfde. Mooi. Het tweede ook. Tiens. Ze zijn allemaal correct. En Cristiano Ronaldo, al bedeeld met een onregelmatig hoog procent geluk**, wint die ochtend ook nog eens de lotto. 


Op de zelfde dag dat hij andermaal de beste voetballer ter wereld is, en zonder veel meer te doen dan kijken. Kijken naar een hoek van de kamer en het allemaal op hem af laten komen.







Stel. Dat dit de situatie is. Dat het zo gaat. En dat ik de mogelijkheid heb om het gevoel van Ronaldo die ochtend te peilen, op te meten. Met een emotionele thermometer of zo. Zodat het de waarheid kan worden.

Maar het is geen simpel gevoel. Misschien zijn het wel 1000 gevoelens samen, een galaxie van gevoelens. 

Dus adjectieven om die emotie te beschrijven, schieten allemaal te kort. Zo kan je haar enkel proberen te extraheren, te kristalliseren door de situatie, de sfeer, zo goed mogelijk te beschrijven, het licht van de TV in de nacht, de rust van de propere lakens, de grijns van Cristiano, de stilte van de lottocijfers. In de hoop dat de juiste gevoelens opgewekt worden, dat ze zo boven komen drijven. Zoiets. 

Zoals ik hierboven probeerde.





Toen ik enkele dagen geleden hier toekwam in Cartagena, een stad vol kleur, zon en verhalen, in het noorden van Colombia, denk ik dat ik me voelde zoals Cristiano Ronaldo, tijdens een fictieve ochtend, na een gewonnen wedstrijd en met een winnend formulier in zijn prullenbak.






* Al vind ik mezelf uiteraard doorgaans veel minder goed, succesvol of geslaagd, heb ik alles behalve goud-transformerende capaciteiten, is mijn ego een lachertje (net zoals mijn borstkas en mijn traptechniek), besteed ik quasi crimineel weinig aandacht aan mijn kapsel tov Cristiano, en probeer ik niet misnoegd te zijn als ik zelf niet als enige schitter

** Al dient gezegd: ook opoffering, wilskracht, inspanning en ambitie


Tranquilo (Medellin)

Als het oké is voor Colombianen, zeggen ze: tranquilo. Rustig. Op het eerste zicht lijkt het een soort bevel, of minstens aanwijzing. Zo van: maak je niet dik.

Omdat mijn beminde broer tijdens zijn puberteit soms dingen deed die mijn moeder wel degelijk soms een tikkeltje dik konden maken, en, als ze hem dan op kordate doch constructieve toon toesprak (zoals het een moeder ten aanzien van haar puberende zoon betaamt) en hij hierop, welja, doodgemoedereerd "rustig" zei, en zich zo in de ondoorgrondelijke nevelen van de metacomunicatie hulde, een antwoord als een bunker, een ivoren toren dat net daarom het bloed en de onrust vanonder mijn moeders nagels haalde, daarom dus, ben ik wat getekend door dit gebruik van "rustig"als antwoord en enigszins op mijn hoede.

Ik moest me aanvankelijk in Colombia dan ook wat inhouden om niet te steigeren als iemand me antwoordde met "tranquilo" en te reposteren dat ik "verdomme super rustig was en niemand, werkelijk nie-mand, mij moet liggen vertellen welke emotie, rust of onrust, ik moet hebben, hoe ik me moet voelen, hoe ik verdomme moet zijn". Maar dan besefte ik dat ik dan wel degelijk op mijn paard was gekregen, en het niet zo gek abnormaal was om mij, rood aangelopen, rust toe te wuiven. 

Of hoe je van niets iets kan maken. 








Simon Bolivar, el Liberador, maakte in 1819 van het Spaanse Niets een Latijns-Amerikaans Iets, namelijk een onafhankelijk Colombiaans rijk. Je vindt hem in elke stad, op een plein. En altijd op zijn paard.

Enkele dagen geleden liep ik ' s ochtends de keuken van het hostel binnen. Een Amerikaanse meid keek me aan en zei: '"seems everybody had a rough party night 'cause everybody looks like shit".  Dat kwam hard aan: ik was de avond voordien om 9 u gaan slapen, na enkel wat te hebben gelezen en bijna een sudoku te hebben opgelost.

Mijn gekopieerd meegenomen boek heb ik vroegtijdig beëindigd en beneden bij het papier gelegd, omdat drie vierde van de kortverhalen over het probleem van de Siciliaanse maffia gaat. Het spijt me uiteraard voor Sicilië, maar na drie gelijkaardige verhalen reikt je hals niet meer uit naar het vierde, als je begrijpt wat ik bedoel. 


Een local vertelde dat hij er gif op durfde innemen dat er de komende 5 jaar geen krasje, geen spatje vandalisme aan de metro zou worden toegebracht. De inwoners zijn zo hiervoor te trots op hun metro, de enige metro in Colombia. En te dankbaar voor haar naadloos functioneren, waardoor iedereen Medellin kan doorglijden en doorzweven, licht, veilig en verbonden. 
Achteraf vroeg ik me af waarom ik niet ook zo kon denken over lijnbussen vanuit Korbeek-Lo naar Bertem.

Gisteren leerde een groepje Colombianen me het Spaanse woord voor éénoog, tuerto, en ik leerde hen de uitdrukking met betrekking tot zijn positie als koning. Een pure win-win situatie, mocht je het mij vragen. 

Deze ochtend ben ik wakkergeristeld. Dit omdat de Indisch ogende buurman, die al enkele dagen zuchtend en steunend bivakeert op het bed naast het mijne, begon te knijpen in een heleboel plastic zakken. Of deze althans heel vaak open en dicht deed. En ik besefte fuck man, ik word hier wakker geritseld!

Hij zal zo wel zijn redenen gehad hebben, maar er zijn uiteraard leukere manieren om wakker te worden dan via geritsel. Ik dacht even dat ik op mijn paard zat, tot ik tranquilo tegen mezelf zei, hem bijna goedemorgen wenste, de ochtend met een kop koffie binnenwandelde en wat ging schrijven op het balkon van een hostel in Medellin. Ochtenden zijn cool, madrugamos entonces.



Bogot-à

Bogotà. Met het accent op de laatste a. Kort maar zacht uitgesproken. Die laatste a lijkt te willen ontsnappen.

Wil de lucht in. Nog hoger, de eeuwig grijze lucht in, 2600 meters boven zeeniveau, dwars door het regenachtige wolkendek waaronder de stad, haar stad, de stad die ze niet kon kiezen, als een uitgestrekt pluizig deken over de bergwanden is gelegd, uphill en downhill, met 9 miljoen krioelende monden te voeden, grijze grote gebouwen en groezelige straatjes, en een nieuw bussysteem dat meestal een beetje werkt.

Met in haar donkere plooien bedelaars op de straathoeken, zoekend in het afval, zonder schaamte, zonder tanden en met vuile gezichten en een glazen fles, waarvan je niet weet of ze hem gevonden hebben, gekocht of gekregen hebben, of ze hem opdrinken of inzamelen. En je kan niet lang kijken want je weet dat je niet te lang mag kijken, zeker niet als het doek van de nacht plots gevallen blijkt, het in 2 minuten donker is, en dat je eventueel wel mag antwoorden maar niet mag blijven stilstaan, moet blijven doorwandelen want het is al donker.

Op zondag worden de straten afgesloten voor verkeer en fietsen en joggen en glijden de families van Bogotà over de dambordpatronen. 

Of nemen andermaal de kabelbaan naar Montserrate, een kerk helemaal bovenaan, op een rots, en kijken dan van heel hoog naar hun gigantische stad. Alsof ze nog hoger dan hun normale 2600 meter boven zeeniveau moeten, willen, om perspectief te vinden. 

Of omdat ze willen ontsnappen. 

Bogotà. Klemtoon op laatste a. Kort, en de lucht in. Uitgesproken als een vlucht, een zucht.