Waar sommige dingen over kunnen gaan op een bouwwerf

Vandaag heb ik de hele voormiddag oude spijkers opgeraapt en in een emmer gegooid. 



Op die wijze had ik tegen de middag 2 emmers vol spijkers bijeen gezameld. Alhoewel, dat klopt niet helemaal: tussen de spijkers zaten ook occasionele stukjes ijzerdraad alsook enkele metalen staafjes in de emmers. Maar dus hoofdzakelijk spijkers. Van het verroeste type, vaak krom geslagen en vaak half in cement gedoopt. 

En daar zou ik het vandaag graag even over willen hebben.

We zijn al een poosje bezig de school aan het verbouwen. We, dat zijn dan de werklui die wij, dat is dan Helping Hands Cusco, aangesteld hebben om de school daadwerkelijk te verbouwen. 

Zo komt er boven op de eerste verdieping (die hier in Peru steevast 'de tweede verdieping' genoemd wordt, het gelijkvloers is in Peru namelijk ook een verdiep en daar valt ergens wel iets voor te zeggen, tenzij we het al te taalpuristisch willen spelen, iets wat we zeker niet willen noch zullen doen, aangezien hiervoor hier in Peru noch de tijd noch de energie voorhanden is, kortom, wie is wie om de ander (on)gelijk te geven, maar dit alles uiteraard terzijde) een tweede (of 3de) en derde (of 4de) verdieping en afronden doen we tenslotte, als klap op de vuurpijl, met een puntvormig dak en daaronder nog een zolder (of vierde (of 5de) verdieping). 

Tenzij de sky alsnog niet the limit zou blijken, blijft het daar voorlopig bij.



----We hebben vooralsnog geen idee waar deze jongen met dit verhaal naar toe wil, maar worden als lezer wel al enigszins geprikkeld, misschien omdat het erop lijkt dat het geen typisch reisverhaal zal te worden. Spijkers? We gunnen hem het voordeel van de twijfel en lezen rustig verder----

Mario, mijn chef, die ik ook vaak grinnikend aldus aanspreek, was samen met de gebroeders Armando en Braulio de boel wat aan de kant aan het maken. Want tussen de houten steunbalken, die de nog niet volledig gestolde constructie onderstutten, lag het 3 hoog vol cementpuin, stukjes baksteen, hout-mysteries en zwervend afval. Dat dus opgeruimd diende te worden.



Braulio en Armando komen uit een gezin dat niet meteen welgesteld genoemd kan worden. Sinds enkele weken, ik merkte het tijdens het schrijven van teksten, lukt het me niet meer goed om het adjectief "arm" te gebruiken om situaties hier te omschrijven. 
Waarom weet ik niet zo goed. 

Misschien heeft het boek "Een dollar per dag" er wat mee te maken. Dit boek doet een moedige poging om de thematiek van armoede uit te spitten, haar raadselachtige mechanieken, tegenstrijdigheden en soms nauwelijks hoorbare communicerende vaten zo bloot mogelijk te leggen. 
Misschien heeft het boek er niets mee te maken.

----We hopen als lezer stilletjes dat zo niet de clou van dit verhaal, dan toch een eerste afslag, een eerste ingeslagen deur richting die clou, aan de horizon verschijnt, een houvast waarop we verder kunnen bouwen----

Mario riep de jongens bij zich. Braulio nog steeds aangenaam hyperactief en met vertrouwde open broeksrits die steeds zo in het oog springt dat je enkel kan concluderen dat zulke onbenulligheden hem al lang niet meer kunnen schelen. Armando al wat puberend, wat dromend, wat slungelend. Of ze niet wat geld wilden verdienen. De jongens spitsten hun oren. 


Ondertussen stond ik bakstenen te tellen om in te schatten hoeveel we er nog extra moesten aankopen voor twee voorlopig nog onbestaande muren. Een beetje zoals wanneer je een feest geeft en hoopt dat je net genoeg hebt voor iedereen zodat je a) wat geld uitspaart en/of b) niets moet weggooien en/of c) niet de ganse week nadien merguez-worstjes en tomaten moet eten.

Schijnbaar was er een lokale voddenman die per kilo ijzer 30 centavos gaf, ongeveer 8 eurocent. Mario moedigde de jongens aan om spijkers en ijzerdraad te zoeken in de verdiepingen vol puin en deze op te rapen. Zo konden ze, afhankelijk van hun eigen energie en goesting, een cent bijverdienen. Akkoord, een fortuin zouden ze er niet mee binnenrijven, maar ze konden op kleine schaal misschien een eigen broodje verdienen. De jongens begonnen hierop wat rond te drentelen, wat verdiepingen op en aan en raapten hier en daar een toevallige spijker op. Als ik het goed hoorde zei Braulio "dat je super veel kilo's moet hebben om iets te verdienen".


Terwijl ik uitrekende dat we nog 1132 extra bakstenen moesten aankopen, bedacht ik dat het genie van  Mario op deze manier de ondernemingszin, het initiatief van de jongens wilde stimuleren. Dat er opties zijn. Vaak liggen ze niet zomaar voor het oprapen, soms moet je een beetje zoeken, ze willen zien en ze dan oprapen. Zoals met roestige spijkers op een bouwwerf. 






----We merken als lezer een doorbraak in het verhaal  (eindelijk) en vermoeden verder dat er aan metafoorvorming gedaan wordt. Dat een spijker in dit verhaal misschien voor meer staat dan zomaar een ijzertje op iets mee vast te maken. Dit triggert ons om verder te lezen----

Plots, en nu wordt het misschien wat vreemd, wilde ik kost wat kost ook spijkers beginnen te verzamelen. Ik kreeg het niet meer uit mijn hoofd. Zag ze plots ook overal liggen. Zoals plastieken bekertjes op een festivalweide. De hele godvergeten bouwwerf leek vol te liggen met verroeste spijkers. Overal waar mijn oog viel zag ik er liggen, soms verscholen in wat cementpulp of onder een onbestemde balk. Het waren er massa's. 




Ik haalde 2 emmers en ging aan de slag. Flirtend met het randje der zwakzinnigheid, zo moet het geleken hebben, een bezeten voorovergebogen Quasimodo, grits grits grits, maar integendeel, niets was minder waar: ik was zo bewust als een kip die haar ei uitbroedt bij stormweer.

Ik begon na te denken in economische termen en uit te rekenen hoeveel één spijker waard was. Hoeveel het oprapen van 1 spijker opleverde voor onze organisatie. Hoeveel het waard was om die ene spijker niet te negeren maar in de emmer te knallen. Aangezien ik geen idee kon vormen over het gewicht van een spijker, liet ik deze boot al snel passeren.

Ik begon na te denken over spijkers als metaforen. Spijkers als kansen, opraapbaar. 




Ik vroeg me af of het zinnig was wat ik deed, aangezien het bitter weinig opleverde, een schamele 8 eurocent per kilo. Hoeveel spijkers heb je nodig voor 12,5 kilo, en dus 1 euro? Zou ik op 3 uur een euro kunnen inzamelen? Kon ik niet beter een projectaanvraag schrijven? Of de gordijnhangers repareren?

Ik bedacht, nee, omgekeerd, dat het misschien enorm zinnig was wat ik deed. Dat het feit dat ik spijkers opraapte ook een symbool was, een tweede metafoor, ditmaal de focus op het oprapen, het doen, eraan beginnen. Niet alleen voor Braulio en Armando, ook voor mezelf, of anderen. Begin eraan, boy.  

Ik vond het ook enorm leuk. 
En de emmer groeide. 
Het had dus zin.
En ik bleef spijkers vinden.



Ik vroeg me af of ik misschien iets wilde bewijzen. Dat ik niet te beroerd was om dit soort werk te doen. Dat ik misschien stiekem hoopte dat iemand uit de buurt zou zeggen "wow, die Kwin, die Europeaan, die Gringo, voelt zich niet te goed om vuile verroeste spijkers op te rapen op een bouwwerf"


En ondertussen bleven mijn handen spijkers spijkers spijkers grijpen. Sommige moesten uit het beton gebroken worden. 









Enkelen lagen gevaarlijk dicht bij de rand. 

Ik vroeg me af of ik misschien als Europeaan een schuld wilde inlossen. Mijn Europese erfzonde omzetten in spijkers rapen, laag bij de grond, iets waarvoor zelfs Braulio-zonder-zakgeld-en-met- gaten-in-elke-T-shirt half zijn neus ophaalt.

Wat die Europese erfzonde betreft, die verduidelijk ik hier graag even: ik had de avond voordien in een belangrijk boek van Galeano gelezen dat Europa's Industriële Revolutie hoofdzakelijk kon plaatsvinden door de gigantische winsten uit de aanvoer voor- en het rendement van- Afrikaanse slaven op bodem-verwoestende suikerplantages in Latijns-Amerika, waardoor woekerwinsten per schip naar Europa terugkeerden en geïnvesteerd werden in de productie van dingen als de stoommachine. Hetgeen de Industriële Revolutie veroorzaakte. En Europa rijker maakte. En België. En sociale zekerheid opleverde, terwijl andere continenten wegzakten. Ik zag tijdens het lezen mijn paspoort voor me, opgebouwd uit goud en rietsuiker uit Latijns-Amerika en slaven uit Afrika en, maldicion, ik schaamde me rot.

Ik vroeg me af of het ook niet iets artistieks had, wat ik aan het doen was. De schoonheid van de zinloosheid. Trauerarbeit, ofzo. Het lovenswaardige idee van een steen verleggen in een rivier, maar (vermits 8 cent en niet zo snel een kilo) eerder een zuchtje wind die de steen even streelt, maar niet verlegt. En je daar bewust van zijn. En het dan toch doen. 



Braulio en Armando waren ondertussen aan het borstelen. Wat later gingen we allemaal chips en koekjes kopen in het lokale winkeltje, hetgeen ook het einde van de spijkers betekende, en de gedachten erover en de gevoelens erbij.


---- En we blijven als lezer met vele vragen achter, maar appreciëren de inkt----