Vandaag heb ik min of meer het volgende meegemaakt, hier in Peru.
Alhoewel, ik moet me al meteen corrigeren: het is me eerder overkomen.
Het woord meemaken heeft de schijn dat je zelf veel actiefs
in de pap brokt, de mens als beschikker
van zijn eigen lot, als middelpunt van een wereld waarin hij naar hartenlust wat
kan keuteren en zo wat dingen kan maken, lekker rationeel, zo hebben we het
liefst. Maar zo bedoel ik het niet, zo ver hoeft het trouwens ook niet te gaan, want dan zouden we het al bijna
over Descartes moeten hebben (wat we niet willen)
En baaf, al meteen mijn rode draad kwijt...Sterk
Juist, dat me het volgende overkomen is.
Enkele weken geleden vroegen Rocio en Armando (van de
familie die in het huisje knal naast de school woont) of ik geen padrino de corte cabello wilde zijn van
Yesmin, de jongste spruit van nog steeds uitdeinende familie. Ik liet de
woorden even tot me doordringen en vertaalde in mijn hoofd. Peter van haar knippen. Begreep ik niet.
Daarna legde Armando het principe uit. Yesmins haar is sinds
d’r geboorte nog nooit geknipt. Hetgeen meteen ook de lengte ervan verklaarde. En
de eerste keer dat de lokken er dan af gaan, wordt er een feestje gehouden en
worden peters en meters uitgenodigd.
De vermaledijde Inca’s (zij weer) hadden dit concept
indertijd bedacht, zo vernam ik later, en
zeker in de rurale gebieden van Peru wordt deze traditie nog in ere gehouden.
Mooi toch?
Goed, bon, soit. Het klonk ook wel neig, “padrino de corte
cabello” en Yesmin is te schattig voor woorden, en ik hield van haar familie,
en zo enorm veel sociale activiteiten (laat staan vrienden) heb ik hier niet,
en een feestje is altijd tof. Dus zei ik dat ik heel graag padrino de corte
cabello van Yesmin wou zijn.
Wat later, toen ik mijn nieuwe titel enthousiast deelde met
Rosa, keek ze me aan alsof ze het in Keulen zag knetteren. Ze vroeg me of ik
wist wat het exact betekende, haarpeter zijn. “Knippen en een feestje”, zei ik. "Nope". Plata. Geld.
Blijkbaar was de versie van Armando de simpele versie en was
de meer precieze traditie dat dit soort Padrino niet alleen in schoenen en een stralend
nieuwe outfit voor het kind voorzag, maar ook het volledige feest sponsorde,
het eten voor de talrijk uitgenodigde goegemeente, en tenslotte per afgeknipte haarstreng
nog eens een flinke duit in het zakje deed. “Reken maar op 180 dollars
minimum”, zei Rosa, hoofdschuddend om zoveel onwetendheid.
Shit. Daar was ik even goed genaaid.
Handig wel, bedacht ik daarna, iemand onder
het verstuiven van een goed gevoel tot Padrino de corte cabello uitnodigen (en
je weet dat weigeren gênant is).
Bij deze, voor de mensen: pas op voor
Peruviaanse uitnodigingen voor haarpeters of –meters!
En ik die dacht als verrassend extraatje nog met een of
andere barbieachtige pop ofzo af te komen, als in “dat had je echt niet hoeven
doen hoor jongen”.
Mijn drama was dat ik al toegezegd had. Ik kon toch moeilijk
zeggen dat ik het niet meer wilde zijn, puur omwille van het geld. Want omdat
ik blank en Europeaan ben, heb ik geld. Dat lijkt een beetje een wet in
Latijns-Amerika. En dat klopt enerzijds helemaal niet en geeft vaak aanleiding voor
tegenstribbelende argumenten. Maar dat klopt anderzijds ook helemaal wel. Zeker
vanuit de realiteit van een huisje met 2 kamers voor 7 mensen en een 8ste
(waar is die pil, die kalendermethode of die fucking condoom als je hem nodig hebt!) op
komst.
Dus, bon, een interessante kwestie. Wat zou Descartes
hierover te zeggen hebben?
Ik kon, denk ik, nog wel 150 euro’s missen, maar dat is, zeker
in deze economie, een bom geld. Een maandloon van de ouders van Yesmin. Te
spenderen aan een feest en opsmuk. Dat laatste was een beetje de essentie van
mijn gedachtegangen erover, denk ik. Het leek me Van God Los om 150 euro zo inefficiënt te gebruiken, te verbrassen. Gebraden kip, brolmuiltjes en een kleedje die de
wildebras Yesmin maximaal een week zouden overleven, dat alles overgoten met
vuurwater en bier (als om te zeggen: vooruit maar met dat gelal, doe maar
lekker op met dat alcoholprobleem hier in deze buurt)
Soms knettert het in mijn kop als mijn ontwikkelingswerkende
kant lucht krijgt van hoe verschillend geld wordt gebruikt, wordt ingezet in Patron
San Sebastian. Deze kant is zo’n beetje van het type “eerst brood, dan pas
Chinees kamikazespeelgoed met afstandsbediening”.
Of “eerst een min of meer leefbare woning, en dan pas
drinkspelletjes met carnaval”. Zoals het
me deze ochtend overkwam, met een druipende verfborstel uitkijkend naar de
buren van de Jardin.
Of “misschien je niet elke avond lazarus zuipen, maar dat
geld in een speciale spaarpot steken en als je op die wijze van 1000 katers
bespaard bent gebleven, en je vrouw van 100 blauwe ogen en dure pleisters en
verzorgende balsems, blijkt je dochter plots naar de universiteit te kunnen
gaan en misschien de vicieuze cirkel van armoede te kunnen doorbreken”.
Maar gelukkig heeft mijn kop niet enkel uit een
ontwikkelingswerkende kant. Kan je trouwens bitter weinig mee. Naast het feit
dat je je als een louche Jezuiet voelt, werkt het vaak ook stomweg niet.
Gelukkig is het dus niet zwart-wit. Gelukkig zijn er heel
wat zonnige, grijze tinten.
Bon, hoog tijd om de rode draad weer op te pikken. De peter-van-het-haar
die me in mijn maag zat.
Een poosje geleden bleken de kinderen, onder leiding van
mastermind Braulio, heel wat speelgoed van de kleuterschool...euhm... in
bruikleen genomen te hebben. Zonder te vragen. Vooral Rosa kreeg het hiervan witheet.
“We hebben hoegenaamd geen budget voor speelgoed, en senor Braulio mag verdomme
gratis wonen naast de Jardin. Je geeft ze een vinger en voor je het weet rukken
ze je been af”. Zoiets. Ze had
natuurlijk gelijk.
Maar het diefstalletje (het woord is gevallen) had anderzijds ook
iets diep menselijks en totaal begrijpelijks. Je woont naast een kleuterschool
die (in jouw ogen) bulkt van het speelgoed, van puzzels, poppen, zelfs een
go-car. En je hebt zelf enkel een platte
voetbal, een uitgedroogde stift, een half kleurboek, en 2 met modder besmeurde autootjes.
Een snoepwinkel naast de deur.
De tranen en snottebellen van de 3 betrapte boefjes waren
tragisch. En komisch. En logisch. En
tragisch. En komisch. En totaal te begrijpen. Maar niet goed te praten. Of toch
goed te praten?
Sommige dingen overkomen ons, denk ik, eerder dan we ze actief
meemaken. Je waait zo maar wat mee, op een idee, op een gevoel, een open raam
in, een kast vol speelgoed in.
Gevolg was wel dat ik ze niet meenam om te gaan zwemmen (als
straf) en dat ik onuitgesproken uitstel kreeg van de hete en dure patat van
mijn nakende peterschap.
Tot eergisteren. Rocio vroeg me of ik de volgende dag wilde
komen naar het feestje van Yesmin, om haar haar te knippen. Ik voelde de
dreiging naderen en ik maakte me klaar om op mijn paard te gaan zitten. Daarna zei
ze, voorzichtig, empatisch, op een toon die ijsrotsen op Antarctica doet
smelten: “maar je hoeft helemaal niets mee te brengen, of te betalen, als je
niet wil, je bent helemaal vrij om te doen wat je wil, het is enkel met ons
gezinnetje, en we zouden het heel tof vinden als je kwam, maar je hoeft echt echt niets
te betalen als je niet wil”.
Rocio. 8 jaar. Hoe kijk je dan? Ik zei dat ik heel graag zou
komen, dat het me een eer zou zijn om
padrino de corte cabello voor haar zusje te zijn, ik had toch niets te doen
zondagavond.
De dag nadien kocht ik 3 puzzels en 2 poppen voor mijn nieuw haar-petekindje.
Ik knipte haar haar (“kort, kort,
kort”, grijnsde haar vader, “maar niet als een jongen” wierp Yesmin verschrikt tegen),
de kerk daarbij zo goed mogelijk in het midden houdend, gisterennacht hun
minieme huisje.
Yesmin was verrukt over de cadeautjes en riep minstens 3 keer “hoe mooi!”.
Ik kreeg thee en gebraden kip. Als enige.
Ik gaf daarna een enveloppe met 100 soles (30
euro) aan de hoogzwangere moeder.
Daarna liep ik naar huis, in de nacht.
Daarna liep ik verderop in de buurt voorbij een feest, waarbij stomdronken indigena's traditioneel dansend een drinkgelag ter ere van carnaval
hielden.
Daarna trof ik de zwaar zieke man die de momenteel de tegels
van de school legt, in hoogst beschonken toestand en zag ik de gegeneerde,
bange blik van zijn vrouw.
Daarna, in Cusco, in mijn buurt, zag ik een dronken man die
zijn vrouw afroste op straat. Ik wilde tussenbeide komen, maar een jongen ( de zoon?) die zijn moeder beschermde, zei dat het niet nodig was.
Daarna struikelde ik over een uitstekende kassei en
verzwikte mijn enkel.
En vandaag nam ik Yesmin na het werk mee naar de kapper, om
mijn schade te herstellen.
Ik verzekerde haar dat ze niet op een jongetje leek.