Ciclovía

Elke zondag gebeurt er iets verbazingwekkends in Bogotà.



Hiermee wil ik niet de indruk wekken dat er op andere dagen, op andere seconden géén verbazingwekkende dingen gebeuren in Bogotà. 
Wel, integendeel. 


Het is...
...met haar 15 miljoen habitanten, haar onmogelijke verkeersopstoppingen, haar falende bussysteem, haar volgepropte voertuigen (waar verlopen vijftigers een micro uit hun mouw toveren en met een beatbox rond de buik gegespt een liedje beginnen te zingen in de hoop op een nikkel), met haar waanzinnige en levensgevaarlijke drugswijk (op 3 straten van het presidentieel paleis en vlak naast een grijnzende politiekazerne), haar labiele klimaat (waardoor je altijd een jas meemoet), haar variatie in sociale klassen en haar belang van opsmuk en presence, haar veelkleurige bewoners, haar veelkleurige wijken, haar jammerlijke gebrek aan toeristische bezienswaardigheden, haar buurten vol automechaniekers, haar buurten vol tweedehandsschoenen, haar buurten vol gepikte dingen, haar buurten vol Mariachi’s (op grauwe stoepen die je kan contrateren ter ere van huwelijksaanzoeken of om het terug goed te maken met je lief), haar buurten vol motels, haar buurten vol winkels (waar je blousjes van de Rode Duivels met de naam E. Hazard kan laten namaken voor een appel en een ei en met behulp van Google images)...

...een ratjetoe van verbazingwekkende dingen.

Tijdens de week lijkt Bogotà op de gigantische truck uit Mad Max: Fury Road. Met dingen die vermoedelijk van van jou zijn, stomend en verroest voortrazend, doordenderend naar god-weet-waar, terwijl jij er op je blote voeten zo maar wat achteraan ploetert, meer uit plichtsbesef dan in de realistische hoop het vehikel goed te kunnen aanschouwen, laat staan in te halen, laat staan op te eisen wat van jou is of zou kunnen zijn.

Bogotà mist heel veel. Velen willen hier eigenlijk liever niet zijn. Het is een fascinerende, lelijke, onoverzichtelijke, mooie, grauwe stad.

Maar op zondag komt er iets tot stilstand, en krijgen de rolschaatsen, de fietsen, de loopschoenen, de skateboarden vrij spel. Eventjes.

Het zit ‘m zo. Al 40 jaar sluit Bogotà op zondag een heleboel cruciale verkeersassen grotendeels af voor auto’s en gemotoriseerde voertuigen, waardoor over 125 km lang ongeveer een miljoen rollos wandelend, fietsend, skatend, joggend of rolschaatsend een frisse neus gaan halen.



De Bogotaanse Ciclovía.

Als een collectieve zucht die ontsnapt.

En hoewel ik hier vermoedelijk dreig al te lyrisch te worden (en té is nooit goed): het lijkt alsof de straten van Bogotà zich op die zondagen transformeren in een spetterende combinatie van een gigantisch straatfeest en een dynamische marathon, hierbij een energie genererend die de straten doet vibreren, buurten en wijken bruisend overstroomt en die, zeker als de zon ook nog even meespeelt, maakt dat je stomweg niet anders kan dan met een kilometersbrede en haast zwakzinnige glimlach door de menigte laveren.

Kruispunten waar enkele auto’s noodgedwongen mogen passeren, worden vakkundig in goede banen geleid door toffe jongeren met een fluo hesje en die plakaten met “stop” of “siga”omdraaien.

Tegen muren vol graffiti proberen Kuna Indianen hun veelkleurige parafernalia kwijt te geraken. Spuwende zwervers en mompelende daklozen dolen kriskras tussen de zonnebrillen, de zweetdruppels en de carbonnen fietsen door.


Op pleinen en in parken worden, omdat we het waard zijn, aerobics klassen op uptempo muziek georganiseerd. Waarbij een heleboel volgelingen, zowel volslanke huisvrouwen, bijna-oma’s als jonge vaders-met- kleuter en oogverblindende fluomeisjes de pasjes en oefeningen van de enthousiasteling op het podium even enthouisast proberen te coveren. En terwijl er zo ijverig zwetend in de lucht geslagen, gebokst en getrapt wordt, lacht iedereen. Soms zelfs open en bloot.



Naast die evenementen staat doorgaans een schare tentjes waar vers geperst sinaasappelsap, fruitsla en een occasionele appelflap aangeboden worden. 

Met, in het geval van het Parque Nacional, daarnaast een oude communist met een schuine Ché-pet over zijn grijze manen gesjord, die zijn Cubaanse strijdleuzen en Colombiaanse kritieken op metershoge plastieken flappen aan zijn fiets gemonteerd heeft. En die wat graag een praatje slaat met een Belg (in een bezweet t-shirt van het -kapitalistische- Stimorol) om zijn meningen te verhelderen en zelfs aandringt op een foto. Maar het anderzijds ook ook niet aan zijn hart lijkt te laten komen als geen haan naar zijn aanwezigheid noch zijn soms een tikkeltje gedateerde boodschappen kraait.

Op bermen ruikt het naar barbecue. Een enkeling heeft zijn rommel uit de kelder opgediept (een blender uit de jaren 90, een kapotte radio, een verpluisde knuffelbeer en wat onbestemde metalen), voor z'n voordeur gegooid, en biedt ze- "je weet maar nooit met die passerende massa" – te koop aan. 

Alsof alles even mogelijk is.

In Bogotà gaan ze goed op fietsen dus over het ganse traject staan standjes waar je je fiets kan laten repareren. 

In Bogotà gaan ze ook goed op criminaliteit dus over het ganse traject staan militairen met hun duim omhoog. Sinds de vorige president, de lichtjes uit de bocht der oorlogsmisdaden gegane Alvaro Uribe het wegennetwerk in het grootste deel van het land weer min of meer veilig gemaakt heeft, is het de gewoonte dat militairen in het ganse land langs de weg met hun duim omhoog staan, waarmee ze willen zeggen “we zorgen voor  jullie”. Hetgeen een hele mooie emotie genereert als je hen passeert, alsof, ik weet niet, Yes We Can- iedereen effe Rode Duivel is, maar dan belangrijker, want omwille de transformatie, de verrijzenis, het omhoogstuwen van een gans land dat tot voor kort mondiaal uitgespuwt werd.

En hetgeen door mij altijd met een bijna-krop-in-de keel, half dichtgeknepen billen van emotie maar vooral met een enthousiaste dikke duim terug wordt beantwoord. 

Moet je horen: als ik op zondag door de straten fiets of jog voel ik dingen opborrelen die ik al sinds lang niet meer heb mogen voelen opborrelen. Het is op het randje van infantiel te noemen. Ik krijg zin om haasje over te spelen met koddige vrouwtjes die in dappere sportschoenen en wollen trainingsbroeken hun ochtendkilometers afstappen. Ik krijg zin om te fluiten of luidkeels mee te zingen met de muziek op m’n Ipod. 

Ik krijg zelfs zin om de plateau van limonadebekers van een straatventer omhoog te shotten, knal de lucht in, de plastieken bekers en hun zoete vocht een seconde onbeweeglijk hangend in de zonnestralen alvorens daarna neer te kletteren op het warme asfalt, want, en nu komt het, het lijkt wel alsof de enige reactie van de man op zo’n manoevre een brede glimlach en een omhooggestoken duim kan zijn.


Yep. De ciclovia op zondag in Bogotà zorgt ervoor dat de stad en haar inwoners er weer een weekje tegen kan. 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten