Wat we zouden kunnen zeggen over Bogotà

We zouden wel wat kunnen zeggen over Bogota.

Bijvoorbeeld dat het een geschifte stad is, met om en bij de 15 miljoen inhabitanten, de lui uit de periferie meegerekend. Het is de snelst groeiende stad van Latijns-Amerika en over een twintigtal jaar zullen er hier zo'n 38 miljoen monden gevoed moeten worden. Te veel, te groot om iets bij voor te stellen, uiteraard, dus misschien was de vorige zin een soort van non-zin, in de aard van " een waterdruppeltje bevat ongeveer 6000 triljoen atomen". 




Bijvoorbeeld dat het me niet zou verbazen mocht de burgemeester van Bogotà non-stop barstende koppijn hebben, Of een ernstig slaapprobleem. Nu ik er zo even over nadenk hoop ik eigenlijk dat hij een slaapprobleem heeft. Het omgekeerde (een contente, zorgeloze klaar- is- kees-slaap) zou voor een burgemeester van Bogota momenteel nog niet ethisch verantwoord zijn, want er is nog wel "wat werk".

Bijvoorbeeld dat het leven, net zoals het klimaat, hierheel hectisch is, op en af, tak tak tak, en dat het lijkt of het merendeel van de inwoners liever in een rustigere, warmere stad zou willen zijn, een stad met iets van structuur en tuinen 's avonds, maar dat Bogota nu eenmaal een conditio sine qua non is voor de Colombiaanse economie (en dus het leven), en men daarom zowel z'n eigen aanwezigheid als die van de monsterstad met de glimlach lijkt te gedogen, zelfs al impliceert dit dagelijks een uur of 2 een ansjovis-in-blik gevoel in het krankzinnige bussysteem.  



Bijvoorbeeld dat de sociale ongelijkheid hier voortdurend op de loer ligt, waar je ook kijkt, zodat je er bijna imuun voor wordt. Dat de hogere klasse het yuppie-dom tot religie verheven lijkt te hebben, en er dan ook geen makke graat in ziet om enkel naar exclusieve etablisementen te gaat om daar op z'n m'a tu vue's gewillig 6 euro neer te plengen voor een pintje, dat 2 straten verder nog geen euro kost. Rond de hogere sociale klasses ligt een kilometersdiepe kloof, hermetisch afgesloten en bewaakt door mannen in uniform en vrouwen met opgezette borsten. 

Bijvoorbeeld dat ik vandaag ook voor de eerste keer uitgescholden ben, hetgeen waar ook ter wereld een belevenis is, het vermelden waard.  Huevon, zo ongeveer het equivalent van "eikel". Zo noemde de gozer me. Dat kwam omdat ik met m'n fiets (die ik sinds kort hanteer om mobiel te zijn, tenminste mobieler dan in de eindeloze files en opstoppingen die de verkeersaderen van Bogota verstoppen) rakelings langs zijn opgedirkte verschijning laveerde, temeer omdat hij het fietspad blokeerde. Ieder zijn waarheid, uiteraard. 

Bijvoorbeeld dat de kans groot is dat wanneer je een flesje water koopt in een chaotisch kraampje langs de kant van de weg, de verkoopster je "mi amor" of "mi vida" noemt. Door een onbekende "mijn léven" genoemd worden, zelfs Etienne Vermeersch zou er van beginnen zweven. 

Bijvoorbeeld dat het niet ongebruikelijk is dat mensen je bedanken voor je komst naar Colombia. En als je hen dan zegt dat het omgekeerd is: nee! dat jij hen moet bedanken omdat je Colombia heel tof vindt en je je heel welkom voelt, ze je daar dan nog eens voor bedanken. 

Bijvoorbeeld dat er gisteren 'n sjofele Peruviaan met een baard en een stinkende lange parka, die leek te solliciteren voor 'Dakloze van het Jaar', in een park mijn leespartij onderbrak met de melding dat hij bestolen was toen hij zijn hotel uitkwam. We wisten uiteraard allebei dat dat een rasechte leugen was. Waarschijnlijk rookte hij zich de dag door op crack in lugubere parkjes, af en toe een ocasionele petfles uit de vuilbak vissend om die dan samen met de andere daklozen af te leveren aan een recylagepunt in ruil voor een bord soep. Maar omdat hij Peruviaan was en vriendelijk, besloot ik mee te gaan in deze illusie en met hem te colaboreren (zo vragen de daklozen dat vaak: of je met hen zou kunnen colaboreren, hetgeen als je er even bij stilstaat wel een mooie formulering is, alsof je investeert in iets, dat later iets oplevert voor de colaborateur, als partners van een bedrijf ofzo. Soit)

We (daarmee bedoel ik: ik) zouden ook nog kunnen zeggen dat ondanks het hectische leven hier en ondanks de scheldende gozer van zowel hierboven als op het fietspad, de Bogotanen (Bogotanezen?) net zoals heel Colombia, de verbluffende gave hebben om supervriendelijk en superrespectvol om te gaan met hun medemensen, waarbij er slag om stoot tanden bloot gelachen worden.  En dat dit een ambiente creeërt die deugd doet, en die de files, het getoeter, het gedrum, de glazige ogen van de dakloze of het geparfumeerde roze hemd van de fils-a-papa ruimschoots overstijgt. 

Ja, we zouden wel wat kunnen zeggen over Bogotà.