"Hopelijk zullen we op een dag vergeven kunnen worden"


In Bojayà, aan de oevers van de Rio Atrato, te midden van de woeste jungle van Choco, werd op 6 december van vorig jaar een nieuw hoofdstuk geschreven in de woelige geschiedenis van het land. Ditmaal geen zwarte pagina vol gruwel, bloedvergieten of drugs, maar een broos, nieuw blad, een van herstel en gerechtigheid. 


Op deze dag, tijdens een herdenkingsplechtigheid georganiseerd door de slachtoffers van het dorp Bojayà, erkende de FARC haar verantwoordelijkheid voor wat het ergste bloedbad is uit de geschiedenis van de Colombiaanse burgeroorlog

Het is intussen 14 jaar geleden, maar het staat nog altijd op het netvlies van de overlevenden gebrand. 










Op 2 mei 2002 vonden in het dorp hevige gevechten plaats tussen de 57ste eenheid van de FARC en leden van de paramilitaire AUC. Deze laatsten werden gesteund door officiële regeringstroepen, al wordt deze alliantie in het gevecht tegen de guerrilla al zo’n 30 jaar lang zo niet verzwegen, dan toch in alle toonaarden ontkend.

Het bloedblad dat daarop volgde, staat in pijnlijke kloven gegrift in het geheugen van Bojaya.

In Bojaya wonen ongeveer 5000 mensen in de stadskern, met nog eens 5000 in de periferie. Het is een klein en elementair stadje gelegen in Choco, een onderontwikkelde, rurale streek van Colombia die grenst aan Panama. De populatie bestaat vooral uit Afro-Colombianen en Emberà  indianen. Deze laatsten zijn de oorspronkelijke bewoners van het gebied. Ze wonen er al van voor de Spaanse verovering en leven volgens hun eeuwenoude riten. Vanaf  hun kleine nederzettingen langs de oevers van de lange, kronkelige rivieren trachten ze de oprukkende moderniteit, waar ze geen deel van willen uitmaken, zo goed mogelijk af te weren.


Hoewel het ontoegankelijk en straatarm is en vele basisbehoeften ontbeert, is Choco al jarenlang het toneel van confrontaties tussen paramilitairen en guerrilla's. Die strijden te midden van de ondoordringbare jungle om de controle van het gebied, een gebied dat strategisch van belang is voor de drugstrafieken richting Panama, Mexico en daarna de VS.

De verpauperde bevolking, aan haar lot overgelaten door Bogotà, ligt in de vuurlinie van een conflict dat het hunne niet is. Een conflict dat ver afstaat van hun dagelijkse worsteling om te overleven, om brood en drinkbaar water op de plank te krijgen, om een beetje content te kunnen zijn.










In de dagen voorafgaand aan het bloedbad geraakten de gemoederen tussen de paramilitairen en de guerrilla steeds verhitter. Delen van de stadskern van Bojaya, waar de inwoners zich verschanst hadden, werden door de paramilitairen als menselijk schild gebruikt. In de ochtend van 2 mei reageerde de FARC. Het schoot verschillende cilinderbommen af. Eén hiervan trof een kerk waar honderden dorpelingen toevlucht hadden gezocht.



De explosie was verwoestend.  Er stierven 119 personen, waarvan 48 kinderen. Bijna alle anderen slachtoffers waren ouderlingen. 98 mensen werden ernstig verwond. Het waren niet alleen de granaatscherven die onuitwisbare sporen nalieten. De hierop volgende gedwongen vlucht van meer dan 1000 families  vernietigde de levensprojecten van een hele generatie.



Dat FARC naar Bojaya reisde om daar, deemoedig en zonder opsmuk, haar verantwoordelijkheid voor deze tragedie op te nemen, is historisch.

Op 6 december 2015 om 12u landde een helikopter van het Rode Kruis in Bojaya, met daarin, onder leiding van de beruchte Pastor Alape, een delegatie van de FARC. Er waren internationale waarnemers die instonden voor de veiligheid. De guerrillero's kwamen ongewapend, in burgerkledij en sober, in de lijn van het gebeuren. Op hun gezichten stond spanning te lezen. Ze zouden een gekwetste gemeenschap onder ogen moeten komen, die zich lankmoedig bereid toonde dit berouw te ontvangen.

Gedurende een heel jaar hadden afgevaardigden van de slachtoffers, getuigen en medewerkers gewerkt om deze ontmoeting voor te bereiden. Het moest een intieme ontmoeting worden, zonder journalisten. Zodat het vertrouwen, de menselijkheid tussen de betrokkenen in alle oprechtheid kon openbloeien. Bij aankomst stak de delegatie van de FARC snel het voorplein over naar de tempel, waar een eerste ontmoeting met de nabestaanden plaatsvond.


De scenografie van de plechtigheid, een ruïne te midden van de jungle, had een dramatisch effect. Losgeschoten onkruid hing woekerend over de restanten van wat ooit een medisch centrum was, voor het verwoest werd door het vuur en het isolement. Het donkere woud en de geblakerde stenen waren de stille getuigen van de duistere geschiedenis van het dorp. Tegenover het podium stond een ketting van stoelen. Daar zaten guerrilleros en regeringsleden, dorpelingen en internationale waarnemers zij aan zijn. Ze vormden een publiek dat met strakke blik de afloop van het gebeuren afwachtte.

Bij aanvang besprenkelde een sjamaan van de Embera de gezichten van alle aanwezigen met gewijd water, om hun zonden uit te wassen. Eerst die van de FARC. Daarna die van de regeringsleden en tenslotte de rest van het publiek. Wat later werd in de ruïne een theaterstuk opgevoerd door de jongeren van deze gemeenschap. Het stuk stond bol van de symboliek en begon met  een hulde voor iedereen die op die verwoestende dag in mei het leven had gelaten. Tijdens het voorlezen van de namen, bogen de leden van de FARC eerbiedig het hoofd.


Daarna hieven Amazonevrouwen van de Rio Pogue hun alabaosliederen aan. Deze traditionele liederen worden aan de Pacifische kust gezongen op begrafenissen van kinderen, in de hoop dat ze mogen veranderen in engeltjes.

Vanuit de diepe pijn van de moeders stegen de klaagliederen op en bleven trillend in de warme lucht hangen. Ze moeten door merg en been zijn gegaan voor de delegatie van de FARC. In hun verzen klaagden de moeders ook de nalatigheid van de overheid aan, en smeekten om de geschiedenis niet uit te wissen.




Onder een lauwe, zachtaardige zon wachtten de ongeveer 300 aanwezigen daarna op de tussenkomst van FARC leider Alape. De grote vraag was of hij het woord “pardon” zou gebruiken. Voor de religieuze gemeenschap van Bojaya is dit woord doordrenkt van betekenis, en kent daarom geen synoniem. Evenwel, binnen de woordenschat van de FARC, wordt dit woord bijna nooit gebruikt. Want, zoals hun hoofdcommandant Timoshenko enkele maanden geleden in een interview aangaf, de term “pardon” is een christelijk concept,  terwijl zij liever over “erkenning van fouten” spreken.

Verantwoordelijkheid opnemen voor begane misdaden tijdens de oorlog is een belangrijke politieke daad in een transitionele justitie. Het is essentieel dat daders hun fouten toegeven en de hiervoor door de geschonden samenleving opgelegde straffen aanvaarden, opdat ze opnieuw zouden kunnen deel uitmaken van diezelfde samenleving.

In de herstelgerichte justitie daarentegen, is het “pardon” primordiaal, omdat het een erkenning is van de daders voor het lijden van de slachtoffers. Het is een uiting van nederigheid, van boetedoening. Juist daarom verwachtten de inwoners van Bojaya, die enkel de arrogantie van de bommen hebben gekend, dit pardon.

In de hoop dat het een balsem zou kunnen zijn voor hun wonden.

Het blijft paradoxaal. De boeren, Afro-Colombianen en inheemse volkeren uit Choco, één van de armste en verlaten streken van Colombia, worden erkend als slachtoffers door afgevaardigden van de FARC, een groep die beweert in de jaren ‘70 de wapens te hebben opgenomen om te strijden voor de armen, voor de boeren, voor de verlatenen.


Toen Alape tenslotte plaatsnam en zijn toespraak begon voor te lezen, kon je een speld horen vallen bij de aanwezigen. Het was een geladen stilte, vol vraagtekens, vol twijfels.


De guerrillaleider uitte zijn berouw, op een hartstochtelijke, bezielde manier, op een manier zoals nog nooit was voorgekomen in de geschiedenis van dit 60-jarige conflict.

De uitgesproken woorden gaven diepte aan de tragiek die ze uitademden: 

“ook wij hebben gehuild, vol huiver en erbarmen voor de onschuldige dood van zij die barmhartigheid verwachtten”.  

Tweemaal moest Alape zijn lezing onderbreken om zijn tranen te bedwingen en om zijn lichaam, trillend van emotie, te kalmeren.
Op deze oprechte uiting van schaamte en kommer volgde vanuit de gemeenschap een stilte vol mededogen.

“Sinds 14 jaar drukt een hartverscheurend gewicht op onze schouders, een last die iedereen aangaat, en ieder van jullie. Het is een schrikwekkende pijn die in het hart van elke guerrillero huist, sinds de fatale afloop van die dag, die dag die blijft nazinderen in de herinnering van allen”.

“Wij weten dat deze woorden het onherstelbare niet kunnen herstellen. Dat ze een overledene niet kunnen terugbrengen, noch het geleden leed kunnen uitwissen. Leed dat weerspiegeld wordt in eenieders gelaat hier... en door wie we hopelijk op een dag vergeven zullen kunnen worden”




Meer nog dan zijn voordracht en de belofte dat zulke gruwel nooit meer zou voorvallen, was het de oprechte houding van Alape die een soort van troost teweeg bracht bij de inwoners van Bojaya. De troost dat hoewel het verleden een onheelbare wonde was, de toekomst dat niet hoefde te zijn.


De woordvoerders van de slachtoffers lazen daarna een document voor, met daarin 3 duidelijke punten. Ten eerste, dat het geweld hen in Choco nog steeds blijft achtervolgen, en dat ze zich voortdurend in een staat van ongerustheid bevinden. Ten tweede, dat er nog andere herstelacties nodig zijn, en niet alleen vanwege de FARC, maar ook vanwege de andere 2 partijen verantwoordelijk voor het bloedbad: de Colombiaanse staat en de paramilitairen. Ten derde, uitten ze het verlangen iedereen hun territorium en hun autonomie als etnische groepering zou respecteren. 

Commissielid Sergio Jaramillo sloot de plechtigheid af met een emotionele tussenkomst. Hij herinnerde de aanwezigen eraan dat dit initiatief tot stand was gekomen in Havana, waar onderhandeld werd over een definitief einde aan de oorlog. Hij waardeerde de daad van de FARC “ten zeerste” en zei dat “ook de paramilitairen hun verantwoordelijkheid moeten opnemen, evenals de Colombiaanse overheid, voor feit dat het dorpen als Bojaya aan hun lot heeft overgelaten”

Nadien moest er verder onderhandeld worden over andere herstelgerichte maatregelen, en daarom trokken de delegatie van de FARC en de woordvoerders van de slachtoffers zich terug achter gesloten deuren.

Herstelgerichte justitie is een van de speerpunten van de transitionele justitie voor de vrede in Colombia.  Het is een soort van brug om de gedeelde menselijkheid tussen slachtoffers en daders te herstellen. Een eerste aanzet voor deze brug werd op 6 december 2015 gebouwd aan de oever van de Rio Atrato.  

Langs de ene kant was er Pastor Alape, die de moedigste daad uit zijn lange geschiedenis als guerrillastrijder stelde. Zonder wapens, enkel met woorden.

Aan de andere kant, een inheemse gemeenschap die geen wraak zocht, maar enkel wenste dat gewapende groeperingen hen in vrede lieten leven.  Dat uit de wreedheden en de barbarij die zo lang terreur zaaiden in hun streek, een vredevol, gewetensvol samen-leven kan ontstaan.



Dit is een vrije vertaling van het artikel “Ojalá algún día seamos perdonados”: FARC, verschenen op 12/12/2015 in Semana Magazine, Colombia.  http://www.semana.com/nacion/articulo/farc-ojala-algun-dia-seamos-perdonados/453289-3

Op 24 augustus werd het definitieve vredesakkoord tussen de Colombiaanse regering en de FARC in Havana, na 4 jaar onderhandelen, getekend.

2 opmerkingen:

  1. 'De troost dat hoewel het verleden een onheelbare wonde was, de toekomst dat niet hoefde te zijn.'

    Hieruit put ik hoop en word ik getroost, niet enkel voor Colombia, maar ook de resterende toekomst van de wereld, inclusief mezelf. Waren we maar allemaal en overal zo integer dapper, zonder of met 'pardon', om ten minste begane fouten in te zien, te erkennen, uit te spreken, zodat er op een dag vergiffenis komt, maar geen vergeten, opdat wat is gebeurd, niet steeds weer opnieuw gebeuren zal. Bruggen bouwen ipv opblazen, wat was ik graag (spiritueel) ingenieur geweest. xxx van over de grote plas

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mooie tekst, Kwinten. Het plaatst alles weer in perpectief en geeft hoop dat het ook anders kan! Merci voor je vertaling. We deelden je tekst ook op onze website moderator.be. Keep up the good work! grt, Pieter

    BeantwoordenVerwijderen